Het is een hete zomerdag eind jaren ’60 als mijn vader aan het eind van de dag een verfrissende duik neemt in het Dreumels zwembad. Hier ziet hij haar voor het eerst. De badjuffrouw, zijn toekomstige vrouw en mijn moeder.
Ze bouwden samen een nest voor twee kinderen die volgens mijn moeder vooral heel lief waren. Het klopt, net als mijn vertaling van nu; we stemden ons braaf en onderdanig af op wat er was.
Zo begon het voor mij ook op sportief vlak. Redelijk onbewust deed mijn kleine ik aan wedstrijdzwemmen en tennis. Het waren sporten die mama hoog in het vaandel had staan. Individuele sporten die paste bij de plek waar we vandaan kwamen. De Oude Maasdijk, buiten de kern, buiten de plek van samen.
Ik had voor beide sporten niet super veel talent of interesse. Rond mijn 8e werd ik steeds meer aangetrokken door een zwart-wit object, de voetbal. Mijn moeder was niet enthousiast, mijn vader bemoeide zich er niet mee. Voorlopig was de uitkomst een nee.
Ik dribbelde thuis op de plaats tussen het werkverkeer. Ik schoot op de keurig geverfde garagedeuren. Raak, galmde gigantisch. Zonder dat ik wist loste ik gezonde schoten op het werkfort van mijn ouders. Zonder dat ik het wist kon ik uiteindelijk rond mijn 10e toch op voetbal. Zonder dat ik het wist werd Aquila mijn club.
En ver voordat ik besefte dat dit echte liefde was, was de liefde allang voorbij. Het jeugdhonk, de housemuziek en het verlangen naar een knappe vriendin waren belangrijker dan dit simpele spel waar ik geen steek verder mee kwam. Ik stapte als B- of prille A-junior buiten de lijnen.
Jongstleden zondag 16 juni stonden we naast elkaar op de tribunes van het Volksparkstadion in Hamburg. De linksbuiten, de linkshalf, de rechtshalf en de spits van toen. Onze stoelen zijn relatief dicht op het vak van de Poolse supporters. Om ons heen is er gelukkig ook veel oranje.
Het in een mannenwereld bewonen van mijn gezonde macht en gezonde boos is een habitat dat ik als klein kind vroeg verliet. Er was te veel.
Maar hier in dit vette Duitse Colosseum hoef ik er geen enkele moeite voor te doen. Zodra de Poolse supporters ons balbezit uitfluiten, ben ik de eerste die staat en mijn stem laat horen. Tot hier en niet verder. En ja, het is ons balbezit! Hier hoor ik bij, bij deze oranje gasten naast me op de tribune.
Het Volksparkstadion is de plek waar Nederland in ’88 Europees kampioen werd. Vanaf de zomer van 2024 is het Volksparkstadion de plek waar ik ontdekte wat voetbal voor me betekent. Mijn gezonde plek, macht en kracht nemen in de bedding van een team. Het is mannenkracht.
Komend seizoen maak ik mijn rentree op het voetbalveld bij het derde van v.v. Alem.